“Ik geloof niet in Sinterklaas, maar ik denk wel dat er iets is”. Het waren deze woorden die op de vroege vooravond van 5 december 1993 werden gesproken door Nick Hoekman, die zich binnen niet afzienbare tijd door dit stukje vakwerk mag laten kronen tot Nobelprijswinnaar in de categorie filosofie. Hoekman – destijds acht jaren, had zojuist het mysterie van de zwarte pepernoot gooiende hand overleefd. Over deze mysterieuze hand, die mij na al die jaren nog steeds in de greep heeft, later meer. En mocht u trouwens denken: “Hoi Nick, maar er bestaat helemaal geen Nobelprijs voor de filosofie”. Klopt, die gaan ze speciaal voor mij in het leven roepen.
Mijn verlanglijstjes waren toen ook vrij simpel. Of een Ajax shirt, of een Ajax pyjama, of een Ajax dekbedovertrek. Tegenwoordig zou ik liever Chantal Janzen in mijn schoen aantreffen op pakjesavond. En dan vooral met de wens of Chantal de term ‘pakjesavond’ heel serieus zou willen nemen. Maar mocht ik Chantal alleen in een Ajax pyjama — kindermaatje — aantreffen in mijn schoen, dan ben ik echt de laatste die je daar over zult horen klagen. Voordat ik vroeger mijn cadeautjes kon uitpakken, vond er altijd een voor tere kinderzieltjes nogal mysterieuze en spannende gebeurtenis plaats. Terwijl wij in de kamer voor de kachel van Oma Hoekman onze koortsachtig ingestudeerde Sinterklaasliedjes ten gehore brachten, ging het licht in de gang plotseling uit. Dat konden wij precies zien door het glas wat in de deur zat die de woonkamer en entree-gang van elkaar scheiden. Het sein voor ons als kinderen om acuut in de stressmodus te schieten. Want, wij wisten: gaat het licht in de gang uit, dan staat er iets te gebeuren. Een vijftal seconden later krijgen wij een hartverzakking als na een luid gebons op op diezelfde deur een zwarte handschoen een vracht pepernoten de kamer in smijt.
Het mysterie wat er als kind door mijn hoofd spookte: van wie was die hand? En waarom is mijn Oom Johan elk jaar op 5 december toevallig op het toilet wanneer het licht in de gang dimt? Zijn het op zichzelf staande feiten? Of is hier meer aan de hand? Op een dag trok ik als een ware Yung Peter R de Vries mijn stoute schoenen aan, om deze feiten aan mijn oom voor te leggen. Hij ontkende — uiteraard — stellig hier iets mee te maken te hebben. Zijn verweer?
Volgens hem was het een vreemde zeker, die verdwaald was zeker. En hij zou de volgende keer eens vragen naar zijn naam.