Bepakt en bezakt stoven mijn vader en ik vorige week richting Lichtenvoorde voor een weekendje Zwarte Cross. Nu zijn wij met weekend-edities van Bospop, Pinkpop (ik dan, mijn vader natuurlijk niet) en Lowlands op ons CV geen groentjes op festivalgebied, maar de Zwarte Cross is toch anders. Een weekend Zwarte Cross is hardcore, het is de Nijmeegse vierdaagse. Maar dan met een kater en de eerste voortekenen van scheurbuik en waar het gevaar altijd op de loer ligt.
Ons tentje werd zorgvuldig tussen twee andere tentenkampen ingedrukt, de kop meteen recht tegenover een geïmproviseerd dakloos toiletgebouw van Dixi’s en pisbakken. Leek ons wel zo handig, mijn vader tikt immers bijna de pensioengerechtigde leeftijd aan. Dan kan het zijn dat je er per nacht iets vaker uit moet voor een toiletbezoek. Een meter of 150 landinwaarts vonden we de straat met alles wat je voor een weekendje op de camping nodig denkt te zijn; bier, koffie, eten, nog meer bier en een stand met kampeerbenodigdheden. Een kleine 36 uur later was ik met die laatste ontzettend blij. Wanneer we, gezien van ons tentje, 150 meter naar rechts keken, dan zagen we de poorten vanaf de camping richting het festivalterrein. Kortom: dit zou nog wel eens het beste plekje van de camping kunnen zijn. Met dit idee viel ik na een een slopende eerste festivaldag genoeglijk in slaap.
Rond een uur of 05.00 ontwaak ik, de buren blazen nog maar eens een keer de remix van Danny Panadero’s – ‘Danny’s Autopaleis’ door de speakers wanneer ik besluit mijn blaas te legen. Ik snel mijn kekke blauwe Action slippers aan en waggel als een pinguin on steroids richting de pisbakken. Tot mijn ontsteltenis zijn alle pisbakken ontdaan van hun bovenlijf, een onthoofding-sessie waar men bij een willekeurige extremistische organisatie nog een puntje aan zou kunnen zuigen. Wat rest zijn een tiental bakken die ongeveer tot je middel komen (behalve wanneer je Roel van Velzen bent, dan kun je net over het randje kijken) en tot de rand zijn gevuld met goudgeel pis. Vanaf dat moment slaat mij de schrik om het hart. Want: als de hufters (waarvan Tante Rikie nog zo had gevraagd om thuis te blijven) met speels gemak de pisbakken een kopje kleiner konden maken, wie zegt mij dan niet dat deze grapjassen de komende nacht besluiten om niet óók de bakken om te kieperen? En wanneer ze dat wél mochten doen, dan liggen Hoekman senior en Hoekman junior precies in de vaargeul van deze lokale goudgele IJssel aftakking.
Ik duik m’n nest weer in en hoor even later een wild joelende menigte. Opeens zie ik mezelf terug in een scéne zoals we die van de Titanic kennen. Jack en Rose op het vlot, vechtend tegen het kolkende water. Rose is vervangen voor Tante Rikie, die snikkend “loat niet lös Nick, loat niet lös” tegen mij schreeuwt terwijl ik mezelf diep in de nacht met alle macht probeer vast te houden aan een vlonder om niet te worden meegesleurd op een tsunami van omgekieperde pisbakken. Niet veel later word ik wakker van een enorme herrie die gepaard gaat met stank die werkelijk niet te harden is. Ik open de tent en zie een joekel van een trekker met een dito tank achter zich: de Dixi’s en pisbakken worden geleegd, het goudgele gevaar is geweken. Voor dat moment dan.