De katten van Herssenberg

Kennen deed ik hem alleen van gezicht, van in het voorbij gaan. Een Sportclub-man in hart en nieren, iemand waar je met respect naar keek. Wanneer ik hem tegenkwam, zei ik altijd netjes ‘Hallo’. Daarna zei hij; ‘Hoekman.’ Of, dat dacht ik altijd te horen. Soms hoor je ook dingen die je wilt horen hè, waarschijnlijk was het een babylonische spraakverwarring en antwoorde Herssenberg met ‘Heui, man’ in plaats van ‘Hoekman.’ 

Berend heeft een periode in het verzorgingshuis ‘De Meente’ in Genemuiden gewoond, mijn moeder werkt daar. En dus vroeg ik regelmatig hoe het met hem ging. “Hij heeft een kat”, zo sprak mijn moeder. “Of nou ja, niet echt, want in De Meente worden eigenlijk geen nieuwe huisdieren toegelaten. Maar er staat elke avond een kat voor de achterdeur van zijn woning te miauwen. En die geeft hij dan ‘een stukkien wörst’.” De kat kreeg kittens, en uiteindelijk stonden er elke avond naast de kat, ook nog twee of drie kittens bij Herssenberg aan de poort te wachten op een stukkien wörst. 

Door de uitleg van mijn moeder wist ik ongeveer waar Herssenberg in ‘De Meente’ zou moeten wonen en ging ik er eens opletten of ik ergens katten zag zitten. En ja hoor, tegen de avond zaten er op het grasveldje keurig twee katjes geduldig te wachten op hun terugkerende traktatie. De keren dat ik er daarna langsliep, moest ik altijd even glimlachen wanneer ik de beestjes op het grasveld zag zitten, met in mijn hoofd het beeld van Herssenberg die met zijn imposante postuur stukjes worst voor een paar kittens af staat te snijden.

In de periode dat Berend in het revalidatiecentrum verbleef en het duidelijk werd dat een terugkeer naar Genemuiden er niet meer in zat, liep ik stomtoevallig weer eens langs zijn inmiddels al leeggehaalde woning. En voor die leeggehaalde woning zag ik ze weer op het gras zitten, de katjes. Te wachten op een stukkien wörst van Herssenberg, wat ze nooit meer zullen krijgen.


Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.