Goedbedoelde adviezen, wanneer je als cliënt in het circuit van de GGZ zit krijg je ze in overvloed.
En alhoewel ze over het algemeen echt worden uitgesproken om je voorruit te helpen, blijken ze toch vaak demotiverend. En echt, ik heb ze allemaal wel gehoord. Ik moest maar niet denken aan mijn depressie, dan zou het vanzelf wel verdwijnen. Wandelen. Ik moest maar gaan wandelen. Wanneer ik voor elke keer dat ik dit advies kreeg, 25 kilometer zou gaan wandelen, dan zou ik ondertussen de trotse eigenaar van drie Nijmeegse wandelvierdaagse kruisjes zijn. Of ik kreeg de opbeurende mededeling van iemand dat diegene ‘zelf ook wel eens een dagje geen zin had.’
Die laatste vond ik toch wel het meest pijnlijk. Immers, het doet voorkomen alsof je jezelf eigenlijk maar gewoon een beetje aanstelt. Een soort schoolziek voor volwassen. Nu, jaren later, kan ik er wel om lachen. Maar wanneer je in de hoogtijdagen van een depressie zit, dan klim je als het ware vanuit een ravijn omhoog richting je herstel. En ja, de adviezen zijn goedbedoeld van aard. Maar het is alsof iemand je een hand uitsteekt, om je te helpen uit het ravijn te klimmen. Door dit soort opmerkingen klim je juist niet uit het dal, maar diegene drukt je gewoon weer terug in het ravijn waardoor je weer tientallen meters naar beneden valt in je herstel.
Op dat soort momenten is het lastig om de nuance te vinden. Mijn depressie ging/gaat gepaard met een laag zelfbeeld, dan is het al lastig om een balans te vinden in de negatieve stroom aan gedachtes die je eigen brein aanmaakt. Maar wanneer dan iemand uit je eigen omgeving de negatieve gedachtes die je al hebt, door bepaalde uitspraken te doen de indruk wekt dat de negatieve gedachtes in je hoofd eigenlijk gelijk hebben, nou dan kun je proberen te omdenken tot je een ons weegt. Dat gaat je niet lukken.
En ooit komt er een moment, dan doen dit soort opmerkingen je niks. Dan kun je het gewoon van je af laten glijden. Of ik zelf al zover ben? Nee. Ook ik val die tientallen meters weer naar beneden. Alleen hoef ik niet meer naar boven te klauteren, tegenwoordig ben ik zo ver dat ik met de roltrap naar boven kan.
Alleen blijf nog altijd steken op de rand van de afgrond.