In totaal hadden we er drie, die we allemaal Pinkeltje hebben genoemd. De eerste was niet zo leuk, die beet naar alles was los en vast zat. Aangezien Pinkeltje een verjaardagscadeau was, mocht ik het hok schoonmaken. Maar met de woede uitbarstingen van deze kleine knagende vriend in het vooruitzicht, deed ik dit wel met de veel te grote motorhandschoenen van mijn vader om mijn kleine handjes. Helaas ging de eerste Pinkel dood. Om het leed te verzachten, kregen we een nieuwe dwerghamster. Deze was wel lief én poepte uit dank in je hand. Na een jaar ging deze ook dood, lag op een ochtend roerloos naast zijn/haar rad waar het normaal gesproken naar hartenlust elke nacht met het gedraaf in datzelfde rad het hele huis wakker hield.
Als slotstuk kregen we een derde dwerghamster. Gedoopt als Pinkeltje-de-derde, maar we noemden hem/haar gewoon Pinkeltje. Gewoon, uit gemak en als eerbetoon aan de twee overleden exemplaren. Deze was minstens zo leuk als de tweede, poepte in je hand en kroop door de mouw van je trui om er bij je nek weer uit te komen. Maar ook deze kleine vriend mocht niet ouder worden dan twee jaar. Na dagen van radiostilte vonden we dit beestje levenloos in haar huisje. Een huisje wat bestond uit een omgekeerde bloempot, gevuld met watten en een leeg wc-rolletje wat als doorgang moest dienen.
Troosteloos was ik. Zag mezelf al door het leven gaan als: ‘Nick H, de hamstermoordenaar van Genemuiden.’ Of zoals Peter R de Vries dat zo mooi zegt: “Als iets één keer gebeurt, is het een incident. Als iets twee keer plaatsvindt, is dat heel toevallig. En als een derde geval vrijwel identiek is, dan is dat ronduit verdacht. Goeinavund.”
Pinkeltje-de-derde kreeg afscheid in hamster-stijl. Met ranja, nibbit-chips-die je om je vinger kunt schuiven, ‘Candle In The Wind’ van Elton John op de achtergrond en in nabijheid van Pinkeltje-de-eerste & Pinkeltje-de-tweede. Tot zover alles goed.
Tot het moment jaren later kwam dat ik hoorde dat hamsters ook aan winterslaapjes doen. En dat de kans dus wel redelijk groot is dat ik drie hamsters in diepe winterslaap als het ware levend heb begraven. Mijn visioenen als ‘Nick H, de hamstermoordenaar van Genemuiden’ waren plotsklaps terug. Ik vroeg me ook af of die paar sporadische molshopen in de tuin wel écht molshopen waren, of dat het de Pinkeltjes waren die zich uit alle macht probeerden te redden van een wisse verstikkingsdood?
Mocht je nu ook denken dat de hamster van je kinderen dood is. Check het, warm de hamster even op. Niet in de magnetron (Dan kun je hem sowieso begraven. En daarna de magnetron schoonmaken, ook dat), maar door hem in het borstzakje van je overhemd te dragen, of in een washandje stoppen zodat de hamster weer langzaam op tempratuur komt.
Er schuilt hier natuurlijk wel een risico in dat je een ochtend met een dode hamster in je borstzak rondloopt. Maar dit levert psychisch aanzienlijk minder schade op dan drie hamsters levend begraven. Geloof me.