De ijsbaan en James Last werden een nachtmerrie

In het jaar dat Henk Angenent de laatste Elfstedentocht tot nu toe won, verloor ik er eentje. De kindervariant, op de ijsbaan van STG ‘de Eendracht’ in Genemuiden.

Op een ijskoude woensdagmiddag, begin 1997, hield de lokale ijsbaan een wedstrijd voor het kleine gepeupel zoals ik. Mijn training bestond de dagen ervoor uit zestien keer de bermsloot op en neer. Weinig? Misschien. Maar ik denk dat dit soort wedstrijden vooral een mentale uitdaging zijn. Op de dag van de kindertocht der tochten, was ik al op tijd op de baan. Beetje voor verkennen, u kent het wel. Niks aan het toeval over willen laten. Doordat ik vroeg op de baan was en me dus ook vroeg had ingeschreven, stond ik vroeg in de kooi te wachten. Wat bij de normale Elfstedentocht een voordeel is, is het dat hier niet. Dan sta je dus achteraan te wachten, in plaats van vooraan bij het hek. Ondertussen hoorde ik voor de zoveelste keer die dag een liedje van James Last. Wat Wham en Mariah Carrey zijn voor de ultieme kerstbeleving, dat is James Last voor ijsbanen. Sterker, ijsbanen waar men géén James Last draait, zijn geen ijsbanen. Warme chocolademelk en een frikandel in zo’n rood/wit geruit zakje smaken net wat lekkerder met een polka van James Last op de achtergrond. 

Dat ik de kids gehuld in de voor Gaellemunigers bekende blauw/gele schaatspakken bij zou kunnen houden, dat leek me wel een utopie. Maar in mijn hoofd zou ik toch wel moeten kunnen aanhaken bij de mini toerrijders. Na het startschot stoven de mini-leden van ‘De Eendracht’ als een raket uit de startblokken, terwijl ik al als een pinguïn op schaatsen waggelend richting het ijs huppelde, was de blauw-gele stofwolk op ijzers al toe aan de eerste bocht van de tocht. Toen ik bij diezelfde bocht aankwam, zag ik tot mijn grote verbazing dat er óók nog een stukje gekluund moest worden. De getrainde pupillen van de lokale schaatsvereniging namen deze hindernis alsof ze elke ochtend na het ontwaken met de schaatsen al ondergebonden van de trap komen sprinten. 

Zo ver was ik nog niet. Ik moest eerst die bocht nog zonder al teveel kleerscheuren door zien te komen. Wat lukte. Ik besefte me dat ik op de bermsloot niet aan bochten deed: recht vooruit schaatsen, tot het einde van de sloot. En dan weer terug. Laten we het houden op de onervarenheid, het was immers mijn eerste kinderElfstedentocht. 

Op het moment dat ik was aangekomen bij het kluun-gedeelte, brak mij het zweet aan alle kanten uit. Het was een soort van bruggetje, maar dan bekleed met tapijten. Terwijl ik met beide handen stevig de leuning van de brug vasthield, voelde ik het dreigende onheil in mijn rug naderen. De brug begon te trillen, in mijn oren hoorde ik James Last vlijmscherp aanzetten voor een nieuwe polka, ik was even bang dat het zwart zou worden voor mijn ogen. Maar het werd niet zwart, alles werd blauw/geel. Vanuit mijn ooghoeken kwam er een sneltrein aan klunende kleine schaatsertjes voorbij denderen, de leden van ‘de Eendracht’ hadden mij intussen al op één ronde achterstand gezet. 

Waar ik eerder al sprak dat dit soort evenementen vooral een mentale uitdaging zijn, zakte ik op dat moment mentaal al klunend finaal door het ijs. Na het kluun-bruggetje ben ik er stiekem tussenuit gesneakt, op weg naar de warme chocolademelk van moeders. Die mij nog lang niet thuis had verwacht, maar van mijn teleurgestelde gezicht viel wel af te lezen dat ik deze ijskoude beproeving tot een goed einde had gebracht. 

En nog altijd wanneer ik iets James Last hoor en mijn ogen sluit, dan sta ik daar, als elfjarig Nickje, op een trillende met tapijt-beklede brug en zie ik blauwgele flitsen voorbij schieten. Mijn eerste mini-Elfstedentocht, betekende meteen mijn laatste keer op schaatsen.  


Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.